Emailadres: Login
Wachtwoord:
Suriplein.com Vakantie Suriname \ Columns \ De wilde bus

De wilde bus

Ik heb een afspraak met een goede kennis die op Latour woont. Om daar te geraken pak ik een lijn 7 bus. Henk Peneux van het Korps Politie Suriname noemde de lijnbussen ‘wilde bussen’. Ik zit in een dergelijk wilde bus en de chauffeur slalomd als een skier, de gaten in het wegdek ontwijkend uit het centrum, hij heeft alle haast om de heksenketel Paramaribo te verlaten lijkt het. Hij wil zo snel als mogelijk naar de rust van de buitenwijk van Paramaribo. Voorbij Molenpad zet de chauffeur het muziekvolume op ala. Twee Creoolse vrouwen die voor mij zitten praten vreselijk hard, ze moeten, daar ze elkaar anders niet kunnen verstaan. Een bijkomstigheid is dat ik het gesprek ook redelijk kan volgen dwars door de snoeiharde muziek heen. Een van de vrouwen heeft een basebalpet op, de andere is aan een stuk door bezig met een cellulair. De basebal zegt: ‘A kil fas má’m bobi, freipostige beest.’ De cellulair vraagt: ‘Da sáj du?’ ‘Mi pusin, bijna fadon.’ Zei de basebal.

De bus stopt langs waar er geen bushalte staat, een paar mensen stappen in. Een dame en een heer komen naast mij zitten, ik zit helemaal achterin. De dame heeft twee cellulairs, die ene stopt ze in haar achterzak, de andere gaat over, ze neemt op en ze zit vlak naast mij te schreeuwen, dat ik vrees een oorarts te moeten raadplegen als ik uit de bus ben gestapt. De dame zegt: ‘Mi sdón nain wan lijn 7.’ Dan houd ze een tijdje haar mond en luistert aandachtig, met de ene hand haar vrijstaande oor dichtdrukkend. Haar elleboog mist mijn oog, ik gooi mijn hoofd naar achteren. ‘Mo doro baka wan 5 minuut.’ Ze schatert het uit: ‘Mi mama, waaaaayjaaay, hahahaha.’ ‘Da sa yu du.’gaat ze verder met het gesprek. ‘Otin a sani psa dan?’vraagt ze verbaasd. Haar tweede telefoon gaat, ze schuift met haar zitvlak en tilt een bilmoot op om de tweede telefoon te pakken die in haar achterzak zit. Ze friemelt heen en weer bewegend, haar elleboog prikt in mijn zij en ik schijf een stuk naar voren om haar de handeling te laten uitvoeren. Ze heeft een strakke denimbroek aan. Om in dergelijk strakke donries broek te passen ben je tien minuten bezig die aan te trekken. Ze neemt het tweede gesprek aan en zegt in de eerste cellulair waarmee ze bezig was: ‘Mo belli dalijk, mi kis wan telefoon.’ Ze gilt in de tweede cellulair: ‘Eeej Chantal, hoe gaat het, lang niets gehoord meisje?’ ‘Meisje djim tori.’ ‘Aaaahng, yo kon no, no vergita sani sa’y bin taigi mi yere,’ zegt ze weer luid. ‘Say taki. A verbinding slecht Chantal.’ ‘Wat,’schreeuwt ze in de cellulair,’mo belli dalijk té’m saka fa bus.’

Aan de raamkant zit een magere jongeman in een schijfblokje te doen waarvoor een zodanig blokje is bestemd. Hij tilt zijn hoofd op en kijkt naar buiten, ziet iemand die hij kent, er gaat een schokje door hem heen. Hij schuift razendsnel het raam weg en steekt zijn hoofd naar buiten en schreuwt: ‘Wensley fawakaaa?,’vervolgens trekt hij zijn hoofd als een schildpad weer in de bus, er zijn al mensen door een tegenligger geraakt die uit een busraam hun hoofd naar buiten staken. Dat gebeurde bijna ook met die fientjolis, want op de tegenliggerskant moest een bus uitwijken voor een auto uit een zijweg die zijn neus op de Indira Gandhi weg stak, precies op het moment dat de twee bussen elkaar passeerden. Hij lachte schaapachtig met op en neer schuddend hoofd en stak een Morello sigaret tussen zijn lippen die hij niet aanstak. Zijn telefoon gaat over, hij zegt ook met dezelfde stemvolume als de dame die nu naast mij een nagelvijl hanteert: ‘Mé gwá Lelydorp gó njan wan nasi.’ De bus stopt bij een halte, mensen stappen uit, er komt een andere bus naast de chauffeur staan en beide bussen zetten de muziek zacht en praten even over een actie die er aan zit te komen, de wilde bussen willen meer inkomsten. De magere man schreeuwt nog harder in de telefoon, hoewel er geen muziek meer aan staat: ‘Yo kon dalijk, da mo wakti even, té’j doro da wo njan same.’ De dame met de dubbele cellulairs is al uitgestapt er komt een jongen naast mij zitten die ook een cellulair tevoorschijn haalt, maar niet om te bellen, hij speelt een spelletje en beweegt met zijn lichaam mee als hij het spelletje interactiveert.

Naast de stopknoppen, die schellen heten, staat aangeduidt: “No bari ma schel.” Bij een kapotte schel staat het omgekeerde: “No schel ma Bari.” Er komt een man met een kip in een tas in de bus, hij zit in het gangpad waarover stoeltjes kunnen worden opengeklapt, op een opklapstoel zit hij hardop te praten met de kip: ‘Mo njan yu tide zegt hij tegen de kip en streelt de kip op zijn kop die boven de tasrand uitsteekt. Een paar schoolmeisjes giechelen om de kippenman. De bus remt abrupt de passagier schieten naar voren, de kip ontsnapt uit de tas en de man roept: ‘Chauffeur stop!’ De bus stopt, de man stapt uit en kijkt naar achter de afgelegde weg naar zijn kip. We rijden verder, de man wordt achtergelaten zonder dat hij hoefde te betalen, de ontsnapte kip op de remmanuvre van de cauffeur was de betaling.

Ik kom op plaats van bestemming en schel op de belknop, de bus remt gierend en ik sta op en wenk de personen in het gangpad op de klapstoeltjes dat ik langs wil, ze staan onwillig op en ik loop voorzichtig langs tassen met boodschappen naar buiten. Onderweg naar buiten komt mijn voet tegen een tas met spullen op de gang, de eigenaresse gilt: ‘Luku pe ye waka, ino breni toch?’ Ik zeg niets terug in de hitte van twaalf uur en spring uit de bus mijn vrijheid tegemoet. Bij mijn kennis aangekomen moest ik via een paar liggende stroompalen die op stenen waren gelegd vanaf straat tot bij de voordeur van een klein verfloos houten woning. Voor op straat stond er een vierwielaagedreven auto van het merk Ford Blazer, een bakbeest met draaiende velgen van chroom. Ik vroeg mijn kennis van wie die auto was, het was van hem voor € 45.000,00 gekocht zei hij trots. Hij kon een sleutelklare huis voor dat bedrag krijgen, dan hoefde zijn moeder en alle anderen die in dat huurhuis woonden niet op een onder water gelopen perceel te wonen. Hij zei: ‘Ik ga binnenkort een heel groot huis laten bouwen voor mijn moeder.’ Terug in Nederland hoorde ik dat hij was gearresteerd en dat zijn auto in Suriname door zijn neef total los was gereden. Mensen hebben de verkeerde prioriteiten en zijn vol goede moed. Het leven zit echter vol met varassingen. Zijn moeder zit nog steeds in een huurhuis op een perceel dat bij de geringste bui al onder loopt. Het wrak van zijn ooit blinkende auto staat op het erf en heeft een burka aan.


Asruf Muradin