Uitspraak in zaak chirurg Bergen tegen Wereldomroep
Maandag 10 Oktober 2011
De Raad voor de Journalistiek in Nederland heeft uitspraak gedaan over een klacht die vanuit Suriname door de chirurg drs. A.E. Bergen tegen correspondent Harmen Boerboom van de Wereldomroep is ingediend. De klacht betreft het artikel dat op 14 april is geplaatst op de website van de Wereldomroep (RNW): "Ongeluk Nickerie: “Ernstige inschattingsfout chirurg Diakonessenhuis”.
Deze klacht is door de Raad gegrond verklaard. De klacht werd op 12 augustus behandeld; de Raad heeft op 21 september uitspraak gedaan. RNW is verplicht de uitspraak van de Raad te publiceren:
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
"Beslissing van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van X tegen H. Boerboom en Radio Nederland Wereldomroep (RNW) Bij brief van 16 juni 2011 met twee bijlagen heeft X (hierna: klager) een klacht ingediend tegen H. Boerboom en de hoofdredacteur van Radio Nederland Wereldomroep (RNW) (hierna: verweerders). Hierop heeft H.G.J. de Vos, hoofd redactie Cariben, geantwoord in een brief van 3 augustus 2011 met twee bijlagen. De zaak is behandeld ter zitting van de Raad van 12 augustus 2011. Namens klager is daar diens broer […] verschenen. Namens verweerders is voornoemde De Vos verschenen. DE FEITEN Op 14 april 2011 is op de website van Radio Nederland Wereldomroep een artikel verschenen onder de kop “Ongeluk Nickerie: ‘Ernstige inschattingsfout chirurg Diakonessenhuis’”. De intro van dit artikel luidt: “Niet de directeur, maar de medische staf van het Diakonessenhuis in Paramaribo heeft ernstige fouten gemaakt bij de afhandeling van een ernstig verkeersongeluk in Nickerie. Dat blijkt uit een nog vertrouwelijk onderzoek van het Surinaamse ministerie van volksgezondheid, dat in het bezit is van de Wereldomroep.” Verderop: “Levensbedreigend De dienstdoende chirurg, [X], die door zijn Nickeriaanse collega werd geïnformeerd over de levensbedreigende situatie, verzuimde dit echter door te geven aan zijn directeur, Gangaram Panday. Die zag, na overleg met waarnemend directeur Lila van het SZN, op basis van de bij hen aanwezige informatie, om financiële redenen af van opname van de patiënt. Daags na het incident speelde de medische staf van het Diakonessenhuis, onder wie [X], in een brief Gangaram Panday de Zwarte Piet voor het overlijden toe.” en: “Ernstige verwijten Maar uit het interne onderzoek, in opdracht van minister Waterberg van volksgezondheid gemaakt door Drs.Th.Hiemcke, blijkt dat de cruciale fout ligt bij de dienstdoende chirurg die verzuimde om de ernst van de situatie door te geven aan zijn directeur. Reden daarvan is volgens het rapport de weigering van de medische staf van het DH om met de directeur te communiceren.” en: “Ernstige beoordelingsfout Het rapport noemt het feit dat [X] als medicus na de afwijzing van zijn directeur geen druk op hem heeft uitgeoefend een “ernstige beoordelingsfout”. Ten onrechte heeft de chirurg, na kennis te hebben genomen van het negatieve resultaat van het gevoerde gesprek, geen contact gezocht met zijn algemeen directeur. Er is ook geen gebruik gemaakt van de plicht en bevoegdheid van de medische specialist om in een levensbedreigende situatie primair in het belang van de patiënt te handelen. De chirurg heft daarmee in de praktijk zijn professionele autonomie uit handen gegeven.” En onder de kop “Medeverantwoordelijk”: “Het rapport stelt verder dat “de betrokken chirurg zich nu wellicht zal moeten verantwoorden voor het feit dat hij in deze kritieke situatie heeft nagelaten de algemeen directeur correct te informeren.” DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Klager stelt door de berichtgeving persoonlijk in zijn belangen te zijn geschaad. Dit vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat de berichtgeving slechts is gebaseerd op één deelverslag van een onderzoek naar de dood van een patiënt. Volgens klager is dit rapport van Hiemcke in de berichtgeving ten onrechte gepresenteerd alsof het een definitief rapport van het ministerie betrof. Dit document stond volgens klager echter niet op zichzelf. Het was nog niet duidelijk hoe het document door het ministerie zou worden gehanteerd naast andere deelonderzoeken. Klager benadrukt dat de conclusies in het onderzoek haaks stonden op de meningen van de overige rapporteurs. Het gewraakte rapport was volgens klager niet ondertekend en niet uitgegeven op briefpapier van het ministerie. De onderzoeker was daarnaast bekend met het feit dat het rapport nog niet door het ministerie was aanvaard. Verweerders hebben het rapport volgens klager kennelijk als primeur ervaren en gepubliceerd zonder de feiten te verifiëren bij klager, het ministerie of bij de auteur van het deelrapport. Hieruit blijkt volgens klager dat er een onjuiste afweging van belangen is gemaakt. Omdat het een gelekt rapport betrof, hadden verweerders zich meer moeten inspannen om de betrouwbaarheid van het document te onderzoeken. Klager stelt dat verweerders tevens beschikten over een rapport van Mangroo, maar deze conclusies vermoedelijk buiten de berichtgeving zijn gelaten omdat de uitkomsten haaks stonden op het onderzoek van Hiemcke. Verweerders hebben zich hierin niet onafhankelijk opgesteld, aldus klager. Zij hebben uitsluitend bericht over een document dat de directeur van het ziekenhuis in verband met een lopende rechtszaak gunstig uitkwam. Daarnaast hebben verweerders zich ten onrechte niet afgevraagd waarom het rapport reeds een maand op het bureau van de minister heeft gelegen. Verweerders hebben volgens klager geen zorgvuldigheid in acht genomen rond de vraag of het inderdaad hét rapport van het ministerie betrof. Met de kop van de publicatie is de goede naam van klager in diskrediet gebracht. Klager benadrukt dat er slechts twee chirurgen werkzaam zijn in het Diakonessenhuis van Paramaribo. Ter zitting benadrukt klager het argument dat de kop tussen aanhalingstekens staat, erg mager te vinden. Hij meent dat de feiten worden gepresenteerd als conclusies. De drievoudige vermelding van zijn naam en functie acht klager disproportioneel. De verwijten dat klager onder meer verzuimde de levensbedreigende situatie aan de directeur van het ziekenhuis door te geven, dat er sprake was van een beoordelingsfout en er onvoldoende druk is uitgeoefend op de directeur zijn volgens hem zeer ernstige persoonlijke beschuldigingen. De omstandigheid dat deze beschuldigingen tot vier maal toe worden vermeld, acht klager onnodig grievend. Volgens hem verspreiden nieuwsberichten en geruchten zich daarnaast snel binnen de kleine gemeenschap van Suriname. Voorts stelt klager dat verweerders ten onrechte geen wederhoor hebben toegepast. Slechts enkele weken na de berichtgeving ontving klager via derden het aanbod om alsnog geïnterviewd te worden. In dat kader benadrukt klager dat het ministerie een verklaring heeft uitgegeven waarin wordt betreurd dat verweerders het betreffende document als rapport hebben gebruikt en niet met het ministerie in contact zijn getreden. Verweerders stellen dat in de gewraakte berichtgeving wordt geciteerd uit een rapport waarin de onderzoeker constateert dat de chirurg van het Diakonessenhuis een ernstige inschattingsfout heeft gemaakt bij de afhandeling van een verkeersongeval waarbij het slachtoffer is overleden. De kop boven dit verhaal staat tussen aanhalingstekens, hetgeen aangeeft dat het een citaat betreft. Het onderzoek is verricht op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid. Daarbij wordt niet in de berichtgeving geschreven dat het een officieel rapport van het ministerie betreft. Verweerders merken op dat dit rapport tot op heden nog niet bestaat. Er bestaat volgens hen geen twijfel over de authenticiteit of betrouwbaarheid van het onderzoek. Verweerders achten het niet van belang of een belanghebbende het rapport aan verweerders heeft verstrekt. De berichtgeving heeft volgens hen nieuwswaarde, omdat de eerder geuite beweringen van klager door het rapport worden weerlegd. De bevindingen van Mangroo waren in essentie reeds bekend en waren daarom niet meer nieuwswaardig. Verweerders merken verder op dat – indien klager in diskrediet is gebracht – dit te wijten is aan het onderzoek en niet aan de berichtgeving. De naam van klager komt daarnaast niet alleen voor in het onderzoeksrapport, ook is door klager zelf de publiciteit gezocht over de toedracht in een tweetal Surinaamse media. De naam van klager was daardoor reeds bekend bij een breed publiek. Ter zitting benadrukken verweerders dat niet het doel van de publicatie was om klager te kwetsen. Voor zover de klacht zich richt tot een gebrek aan wederhoor, stellen verweerders dat het standpunt van klager bekend was uit eerdere publicaties. Verweerders hebben verder diverse malen op de avond voor publicatie zonder resultaat gepoogd de minister te bereiken. De minister heeft een dag na publicatie gereageerd middels een advertentie in de krant. Verder is aan de specialistenvereniging de mogelijkheid geboden om te reageren. Zij hebben echter niet meer op dit aanbod gereageerd. BEOORDELING VAN DE KLACHT
De Raad stelt voorop dat de journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Het is aan de redactie om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Het stond verweerders derhalve vrij om in het artikel aandacht te besteden aan de uitkomsten van een onderzoek naar de gang van zaken in het ziekenhuis bij een ernstig ongeluk met fatale afloop voor het slachtoffer.
Wel dient de journalist waarheidsgetrouw te berichten. Op basis van zijn informatie moeten lezers, kijkers en luisteraars zich een zo volledig mogelijk en controleerbaar beeld kunnen vormen van het nieuwsfeit waarover wordt bericht. (zie punten 1.1. en 1.2. van de Leidraad van de Raad)
Daarnaast past de journalist, indien dit redelijkerwijs mogelijk is, wederhoor toe bij betrokkenen die door een publicatie worden gediskwalificeerd, ook wanneer zij hierin slechts zijdelings een rol spelen. De beschuldigde krijgt voldoende gelegenheid om, zonder onredelijke tijdsdruk, bij voorkeur in dezelfde publicatie te reageren op de aantijgingen. (zie punten 2.3.1. en 2.3.4. van de Leidraad)
Niet in geding is dat verweerders op de hoogte waren van het feit dat naar de afhandeling van het verkeersongeluk meerdere onderzoeken zijn verricht die in hun conclusies contrair zijn. Door in het artikel bewust geen melding te maken van het bestaan en de inhoud van het andere onderzoek ontbreekt een volledig beeld van de context van het artikel. De gemiddelde lezer zal zich hierdoor moeilijk aan de indruk kunnen onttrekken dat de conclusies uit het beschreven onderzoek de enige juiste zijn en derhalve klager verantwoordelijkheid draagt voor de dood van een patiënt. De lezer wordt hierdoor geen mogelijkheid geboden om zich een volledig mogelijk en controleerbaar beeld van de status van het rapport te vormen.
Bovendien is klager niet in de gelegenheid gesteld op de beschuldigingen aan zijn adres te reageren. Verweerders hebben aldus een eenzijdig beeld van klager gegeven, zonder wederhoor toe te passen. De Raad overweegt in dat verband dat in de berichtgeving nieuwe beschuldigingen aan bod komen uit een gelekt rapport. Het standpunt van verweerders dat de standpunten van klager reeds bekend waren, kan derhalve niet worden gevolgd. Naar het oordeel van de Raad hebben verweerders aan klager geen redelijke mogelijkheid geboden op de bevindingen van Hiemcke te reageren. Indien verweerders klager deze mogelijkheid wel hadden geboden, had deze eenzijdige berichtgeving voorkomen kunnen worden doordat klager mogelijk informatie over de status van het rapport had kunnen verstrekken.
Nu verweerders hebben nagelaten een zo volledig mogelijk beeld te geven en ook anderszins de belangen van klager onvoldoende hebben gewaarborgd, hebben verweerders de grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van de journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
BESLISSING
De klacht is gegrond.
De Raad verzoekt verweerders deze beslissing integraal of in samenvatting op hun website dan wel in een ander daartoe geëigend medium te publiceren.
Aldus vastgesteld door de Raad op 21 september 2011 door mr. V.H.G. Lebesque, voorzitter, M.C. Doolaard, T.R. Harkema, mw. J.R. van Ooijen en mw. drs. F. Santing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Osinga, secretaris, en mr. M. Steenbergen, plaatsvervangend secretaris."
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Niet-ontvankelijk Ook het Surinaamse Ministerie van Volksgezondheid diende een klacht in tegen Boerboom, tegen dezelfde publicatie. Deze klacht is deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Plaats uw reactie