Emailadres: Login
Wachtwoord:
Suriplein.com Vakantie Suriname \ Minister Pronk: De TO garandeert onvervreemdbare rechten

Minister Pronk: De TO garandeert onvervreemdbare rechten

Brief van de minister voor ontwikkelingssamenwerking

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 22 juni 1976

Tijdens de openbare bijeenkomst van de Bijzondere Commissie voor Migratie en Begeleiding van Surinamers en Nederlands-Antillianen op maandag 31 mei jl. Zijn door een aantal commissieleden vragen gesteld met betrekking tot het onderwerp remigratie naar Suriname. Minister Van Doorn heeft bij die gelegenheid toegezegd dat deze vragen op later tijdstip schriftelijk zouden worden beantwoord. Overeenkomstig deze toezegging moge ik u het volgende meedelen.

Het overleg op ministerieel niveau over remigratie heeft plaatsgevonden tijdens het recente bezoek van premier Arron aan ons land. Gedurende dit overleg bleek dat de Surinaamse regering ter zake nog geen standpunt had bepaald en eerst nader advies wilde afwachten van de Surinaamse migratiecommissie. Premier Arron heeft toegezegd een snelle totstandkoming van dit advies te zullen bevorderen. De Surinaamse regering was in dit stadium niet bereid mee te werken aan het scheppen van faciliteiten voor non-selectieve remigratie. De Nederlandse Regering is van haar kan op het standpunt blijven staan dat te creëren remigratiefaciliteiten met een selectief karakter onaanvaardbaar moeten worden geacht conform hetgeen is neergelegd in de toescheidingsovereenkomst. Afgesproken is dat het overleg op ministerieel niveau in augustus wordt voortgezet, hetzij in Paramaribo, hetzij in Den Haag.

De geachte afgevaardigde de heer Knot heeft een aantal opmerkingen gemaakt over het recht van terugkeer van alle Surinamers die dit wensen. Ik stem met zijn opmerkingen in waar het betreft dit terugkeerrecht, de Nederlandse financiële steun daarbij en de noodzaak van een gedegen voorbereiding van de remigratie en een goede voorlichting. Wat betreft de samenwerking met de Surinaamse ambassade, onder andere op het gebied van de vacaturebank, kan worden opgemerkt dat momenteel gestreefd wordt naar het optimaliseren van deze samenwerking. Met name de vacaturebank zal nog verder moeten worden uitgebreid.

De geachte afgevaardigde de heer Molleman heeft gesproken over 35 ontwikkelingsprojecten die door de Nederlandse overheid zouden zijn afgekeurd en de consequenties daarvan voor de werkgelegenheid voor remigranten. Bedoelde projecten zijn tijdens de tweede zitting van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname niet afgekeurd maar aangehouden voor nader beraad, omdat door Suriname de projectdossiers pas bij de aanvang van de tweede zitting van de commissie beschikbaar werden gesteld en omdat deze dossiers incompleet waren. Wanneer Suriname voldoende uitgewerkte dossiers op tafel zal hebben gelegd dan zullen deze projecten, waarvan 14 volgens Suriname prioriteit hebben, worden getoetst aan de geldende criteria voor de huidige ontwikkelingssamenwerking. Er is dus geen sprake van een verschil in beleidsvisie, alleen van onvoldoende toetsingsmogelijkheden. Bij de komende toetsing zal Ã©Ã©n der gehanteerde criteria de werkgelegenheid zijn. In hoeverre daarbij remigranten aan bod zullen kunnen komen kan op dit moment niet worden overzien.

De geachte afgevaardigde de heer Van Zeil heeft gevraagd naar de eventuele mogelijkheid om, vooruitlopend op een definitieve regeling tussen Nederland en Suriname, een voorlopige regeling in het leven te roepen op het gebied van de remigratie. Mijns inziens is het minder opportuun om voor de korte tijd die ons tot augustus rest een voorlopige regeling op te stellen. Definitieve aanwijzing van een bureau dat zich met de uitvoering van remigratie zal bezig houden heeft onder de gegeven omstandigheden nog niet plaatsgevonden.

Wat betreft de vraag van de geachte afgevaardigde de heer Van Winkel of het wenselijk is hernieuwd onderzoek te doen verrichten naar remigratiebereidheid deel ik de mening dat er op dit moment weinig duidelijkheid bestaat over de mate waarin Suriname en Surinaamse Nederlanders vanuit Nederland naar Suriname zouden willen terugkeren. De diverse enquêtes en wetenschappelijke onderzoekingen op dit terrein tonen, mede omdat zij op verschillende tijdstippen betrekking hebben, van elkaar afwijkende uitkomsten. Daarom wordt overwogen nader onderzoek te doen verrichten.

Tevens kan ik toezeggen dat de betrokken potentiële remigranten zo spoedig mogelijk uitgebreid zullen worden geïnformeerd over remigratiefaciliteiten wanneer een regeling ter zake tot stand is gekomen.

De geachte afgevaardigde de heer Keja heeft een opmerking gemaakt over de mening van premier Arron inzake het bestaan van twee soorten Surinamers, namelijk zij die in Suriname wonen en zij die er niet wonen doch slechts geboren zijn. In dit verband wil ik opmerken dat, zoals hierboven reeds is gesteld, de toescheidingsovereenkomst het onvervreemdbare recht garandeert van Surinamers en Surinaamse Nederlanders om te allen tijde naar Suriname terug te keren. Suriname is volgens de bestaande regeling verplicht terugkeerders geen andere behandeling te doen ondergaan dan degenen die in Suriname zijn gebleven. Wellicht ten overvloede teken ik hierbij aan dat de Nederlandse Regering onverkort vasthoudt aan de inhoud van de toescheidingsovereenkomst op dit punt. Wanneer in het tweede memorandum van de ambtelijke besprekingen wordt erkend dat Suriname in het belang van zijn ontwikkeling het accent op selectieve remigratie wil leggen, dn is dit een feitelijke constatering, geen waardeoordeel.

Wat betreft de vraag naar het in kaart brengen van de praktische mogelijkheden tot remigratie, met name in verband met de werkgelegenheid in Suriname, is momenteel nog onderzoek gaan de naar de arbeidsplaatsen die in Suriname op korte termijn beschikbaar komen.

De geachte afvaardigde de heer Staneke heeft een aantal vragen gesteld die deels van technische aard zijn. In verband hiermee moge ik het volgende antwoorden.

De Surinaamse regering heeft niet om een vertrekpremie gevraagd. De term is wel gebezigd in zowel de Nederlandse als de Surinaamse pers. Daarom werd in het memorandum van de ambtelijke besprekingen de gebruikte ontkennende zinsnede opgenomen. Er wordt naar gestreefd om de bestaande belemmeringen voor remigratie weg te nemen; hiertoe dienen de in het memorandum vermelde faciliteiten op remigratiegebied.

Het is momenteel onbekend welke omvang een eventueel zogenaamd hervestigingsfonds zal hebben. Nader zal worden bepaald onder welk begrotingshoofdstuk de kosten van remigratie zullen worden ondergebracht. Overigens zal het slechts gaan om een extra-comptabele staat van toerekeningen en niet om een fonds in de zin van de Comptabiliteitswet.

Ten aanzien van de schulden van remigranten aan de Nederlandse overheid kan worden opgemerkt dat het niet zal gaan om kwijtschelding van deze schulden maar om het buiten invordering stellen, hetgeen de gebruikelijke juridische formule is die de Departementen van Financiën en Onderwijs bij schuldenregeling hanteren. Met beide departementen heeft overleg plaatsgevonden.

Ten aanzien van de huisvesting van remigranten moge eraan worden herinnerd dat in het kader van de ontwikkelingssamenwerking een omvangrijk woningbouwprogramma van start is gegaan, waardoor naar verwachting de huisvestingssituatie in Suriname op afzienbare termijn zal verbeteren.

Wat betreft de vraag waarom geen ambtenaren van het voormalige kabinet voor Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse Zaken bij het remigratieoverleg op ambtelijk niveau betrokken zijn geweest kan worden opgemerkt dat de specifiek benodigde kennis op het onderhavige terrein bij de overige departementen aanwezig was. De noodzaak van deelname door ambtenaren van genoemd kabinet deed zich dan ook niet voor.

De geachte afvaardigde de heer De Kwaadsteniet heeft gevraagd naar de perioden waarin remigratie zal kunnen plaatsvinden. Hierop kan, onder verwijzing naar de toescheidingsovereenkomst, worden geantwoord dat deze periode in juridische zin van onbepaalde duur is.Wat betreft de factomogelijkheid tot terugkeer zal evenwel gelden, dat naarmate de betrokkene langer in Nederland is, er meer en meer factoren zullen gaan meespelen die in de praktijk remmend werken op de remigratie. Dit s reden temeer om te streven naar spoedige overeenstemming tussen beide landen.

Ik meen hiermee de door de leden van de bijzondere commissie op het gebeid van de remigratie gestelde vragen beantwoord te hebben. Tijdens de voortgezette vergadering van de commissie zal ik in de gelegenheid zijn om op eventuele nadere vragen in te gaan.


De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

J. Pronk